Het buitenleven.
Het buitenleven is me niet onbekend. Als klein meisje groeide ik op in het buitengebied. Uren speelden ik op tractorbanden die als paard doorgingen. Bepakt en bezakt gingen we op reis en kreeg mijn fantasie de vrije loop. Op zaterdagen waren we met mijn ouders buiten aan het werk. Hooi werd binnengehaald. De tuin en de dieren werden verzorgd. We brachten – waar nodig – kleine geitjes met de fles groot. En stampten uren op het gras om pieren te vangen. Ik ben me nooit heel bewust geweest wat deze manier van leven voor me betekende en betekent.
Op avontuur…
Toen ik groter werd reisde ik als jong volwassene de wereld over. Zowel het avontuur – zoveel wat je niet weet tijdens een reis – als het leven buiten maakte me een gelukkig mens. Het zorgde ervoor dat ik steeds weer een nieuwe reis boekte. Het was mijn stip op de horizon, om te midden van mijn drukke sociale leven en ambities in mijn werk één of twee keer per jaar mijn rugzak te pakken, een ticket te boeken en zonder plan aan de andere kant van de wereld te vertoeven. Te midden van de natuur. Levend in het moment. Steeds opnieuw zien waar de weg me naar toe bracht.
Ik dacht dat het buiten mij lag.
Lange tijd dacht ik dat dat geluk hier in Nederland niet zo voor handen was. Soms droomde ik over emigreren. Want daar aan de andere kant van de wereld ervaarde ik een soort geluk, een vrijheid, die ik hier niet ervaarde. Eenmaal terug in Nederland richtte ik me voornamelijk op mijn werk en sociale contacten en verdween de rol van de natuur en het durven leven zonder plan weer naar de achtergrond. Doordat andere dingen voorrang kregen verloor ik dit – wat eigenlijk zo wezenlijk voor me is – uit het oog. En dus creëerde ik een nieuwe stip. Boekte ik weer een nieuw ticket.
De ommekeer.
Dat ging jaren zo door. Ik had een leuk leven hoor. En gelijktijdig mistte ik ook iets. Een bepaald soort voldoening. Ik zocht het steeds in het grotere. Buiten me. Tot het moment dat ik zeven jaar geleden ziek werd en alles in een ander daglicht kwam te staan. Eén van de meest wezenlijke veranderingen was dat ik de kleine ‘zo normale’ dingen dicht bij huis (weer) veel meer ging zien en waarderen. Kleine dingen die vaak voortkomen uit de natuur. De zon op mijn snoet. Een bloem in bloei. Langzaam begon ik dit gevoel te herkennen en besefte ik dat het hetzelfde gevoel was als ik kende van de reizen aan de andere kant van de wereld. Ik ontdekte dat dit hier gewoon voor handen was.
Het was een grote ontdekking en gelijktijdig helemaal logisch. Dat dit wat zo groots, wezenlijk en bevrijdend kan voelen niet alleen aan de andere kant van de wereld te vinden is. Het is niet iets wat buiten mij is. Ik ontdekte dat het iets is wat in mij zit. De omstandigheden maakten alleen dat ik het in verwegistan voelde. En het me (nog) niet lukte om dat hier te doen.
Alles is al in ons aanwezig. Werkelijk.
En we hebben ons hele leven de tijd om dit alles (weer) te gaan voelen.
Soms lukt dat vanzelf. Soms hebben we een duwtje of een schok van het leven nodig.
Om weer te zien wie we zijn. Waar we werkelijk naar verlangen.
Ticket huiswaarts.
In de jaren die volgden groeide mijn aandacht voor de natuur (weer). Meer en meer vertoefde ik buiten. En voelde ik de – voor mij – grote betekenis van het in contact zijn met de natuur. Liet ik me inspireren door wat ik daar zag. Liet ik me vullen met nieuwe energie na een lange werkdag. Liet ik me voeden door dat wat buiten groeit en zo helpend is voor een gezond en vitaal lichaam.
Langzaam ging ik ook meer vertrouwen op het leven. Op dat zij het juiste voor me in petto heeft. Ik ontdekte dat ik het zo ken om me hier tegen te verzetten. Om een andere kant op te gaan dan ik eigenlijk van binnen voel. En het is zo helpend dat ik dat van mezelf zie. Dat ik meer en meer weet wanneer ik tegen de stroom in aan het zwemmen ben. En daardoor steeds opnieuw een ticket huiswaarts kan boeken.
Thuiskomen.
Terwijl ik zojuist de plaats sneeuwvrij heb gemaakt en een kop thee drink in de zon strijkt er een koolmeesje neer op een besneeuwde tak. We kijken elkaar aan. Oog in oog met de natuur. Ik word diep geraakt. Dit najaar verhuisde ik naar een plek buiten. Aan de rand van het bos. Een plek waar buiten en ik één zijn.
Waar ik thuiskom. Bij mezelf.
Bij wie ik van nature ben.
Dat ik zo dicht bij de natuur mag leven. En de weg naar huis maak. Dat maakt me zo dankbaar. Van nature maak ik de weg terug naar het buitenleven. Iets wat me zo past. Terugkijkend, realiseer ik me dat nu (pas). Dat ik eerst de voor mij natuurlijke weg ontgroeide. Om vervolgens een ommekeer te maken. En weer huiswaarts te keren.
De uitnodiging.
En is dit niet de weg van de mens? Gaat het zo niet met veel dingen in ons leven? Dat we regelmatig van huis verwijderd moeten raken, verstrikt in onze patronen en onhebbelijkheden, juist doen wat we niet willen om weer te beseffen wat we wel willen. Waar we werkelijk naar verlangen. Wie we in wezen zijn. En als we ons dat beseffen om te keren… en huiswaarts te gaan.
“Crisissen in het bestaan zijn zo te zien als mogelijkheden om wakker te worden. Het zijn bij uitstek situaties waarin je wordt uitgenodigd om terug te keren tot dat waar het wezenlijk over gaat. Elk probleem dat je als mens en als organisatie op je pad tegenkomt, kun je zo beschouwen als een symptoom van de persoonlijkheid die het op de een of andere manier heeft overgenomen van de ziel. In alles klinkt de oproep van de ziel om weer wakker te worden voor haar stem”
Uit ‘Het licht en de korenmaat. Je ziel als werkgever’ van Hans Wopereis
De weg naar huis. Dat is Andere Koek!
Hoe is het met jouw reis? Waar loop jij van huis. En waarin heb jij de ommekeer gemaakt of misschien wel te maken?
Met liefs,
Rianne